Cornelis Vreeswijk — Epistel 72

(Gegeven aan de bedzijde van Cajsa Lisa, laat op een avond) Schitterende nimf, ogen die blaken Weelderig vlees op het sneeuwwitte laken En tengere spieren. De slaap moet zegevieren Want nu komt in al zijn pracht Morpheus, de god der nacht De luiken zijn dicht en de kaarsen zijn gesnoten Wees maar niet bang, de deur is gesloten Geen mens die nu nog stoort en o, de nacht is lang Slaap, zoetelief, bij mijn gezang Slaap, zoetelief, bij mijn gezang Het uur middernacht, het slaat in de toren De leeuwerik, ach, is nog lang niet te horen Nu sluimeren de struiken, maar achter onze luiken Zoetelief, zoals ge ziet Rusten wij, maar slapen niet Hoor eens de donder, hoor je de regen? Plotseling hebben we onweer gekregen De bliksem, zoetelief, of hij zelfs neder sloeg Slaap maar weer in, 't is nog zo vroeg Slaap maar weer in, 't is nog zo vroeg Slaap toch m'n nimf, droom van m'n snaren Totdat de zon de dauw komt vergaren En wij doen lieflijkheden waaraan wij pas nog deden Eerst je mond en dan mijn glas Vliegen er vonken in de as En dan, mon Dieu, ze is bezweken Kijk me toch aan mijn nimf, geef me toch een teken Goddank, ze ademt weer, en godzijdank, ze lacht Schei nu maar uit, slaap zacht, slaap zacht Schei nu maar uit, slaap zacht, slaap zacht


Other Cornelis Vreeswijk songs:
all Cornelis Vreeswijk songs all songs from 1982